Buenos Aires, 2016
Ravaged bodies
and ruptured beauty:
For all that man touches
turns into stone.
La Paz, 2016
Grinded like sugar,
your silver veins bleeding,
we robbed your riches,
but you still grew strong.
Maastricht, 2017
Ik hoorde een lied over een zeeman en zijn sirene.
Met pronkende vormen ligt ze op haar rots. Haar manen wuivend, haar lach speels, haar ogen lokkend. Haar blik houdt hem gevangen, want voor de man leidt iedere zee weer terug naar haar.
Hoewel afscheid nemen moeilijk blijft, geven haar beloften van trouw de zeeman moed. Totdat hij erachter komt dat anderen dezelfde droom beloofd wordt. De sirene tuitte haar lippen voor iedere man die langs vaart.
Jaren gaan voorbij en de sirene ligt nog steeds daar. Haar stank, lang geleden ingezet in de krochten van haar hart, vervult de zeelui nu met afgrijzen. Ook haar schoonheid brokkelt langzaam af.
Men mijdt haar blik en speculeert over de oorzaken van haar verval. Haar gezang, ooit reikend tot aan ieder uiteinde der aarde, is ondraaglijk geworden. Ze stoot slechts nog valse kreten uit.
De sirene kende vele mannen, maar aandacht was er nooit genoeg. Alleen zal ze eindigen, zo blijkt haar lot. De zeeman, van haar vele leugens geheeld, beproeft zijn geluk inmiddels elders.
De tragiek van de sirene, wiens leven draait om het bekoren van anderen.
Santiago de Compostela, 2022
De geur van je shampoo op ongewassen lakens,
Een achtergelaten handdoek op het badkamer rek,
Ooit stille toeschouwers van ons leven samen,
Nu besmuikte resten van een verloren bestaan.
Jouw vingers spelend met mijn krullen,
Terwijl ik de sproeten op je schouders tel,
Een, twee, honderdduizend sterren, één groot glitterend heelal.
Ooit lagen we verstrengeld op de bank,
Nu niets dan herinneringen die ik niet hebben wil.
Alles vervaagt,
Alles behalve jij.
Ik weet niet hoe laat het is, noch welke dag,
De nachten vloeien in elkaar over,
Alleen de maan getuige van het klotsende verdriet in mijn lijf.
Ook de dagen dwingen tot stilstand, hier,
In de overdonderende stilte van deze woestijn,
Waar tijd wild is, en de leegte alomvattend,
Waar zelfs de bergtoppen naar je reiken,
En de wind je roept, zoekt, om je weent.
Alles vervaagt,
Alles behalve jij.
Je zit ingegraven in de diepste groeven van mijn hart,
Steeds maar weer, tover je tevoorschijn,
Wanneer ik eindelijk denk verder te zijn gegaan.
De waarheid is,
Ik heb geen idee hoe,
Je los te laten.
Was ons maar meer tijd gegund, denk ik dan,
Oh bijtje, wie houd je voor de gek?
Tijd was er zat.
De ooit zo heldere wateren tussen ons werden onbegaanbaar,
Stukje bij beetje maakte samenzijn plaats voor afstand, stilte, kilte.
Ik kon jou niet langer zien of vinden, noch jij mij.
En toch,
Hier, nu,
Bijna anderhalf jaar later,
Alles vervaagt, m’n liefste,
Mijn liefste lieveling,
Alles vervaagt,
Behalve jij.
London, 2023
All this time,
I tried forcing myself to stop loving you,
Banish you from this land of broken promises,
So another could claim the throne that once belonged to you.
When really,
I had to grow a bigger heart,
So that the space inhabited by you,
No longer dominated my every drum and heartbeat.
I smashed the porcelain vase I kept you in,
As if bottling you up would have made you stay,
And re-planted you into my heart’s wretched soil.
Then an arid desert, now a wild garden,
Where the rose bush that marks your memory, blooms gleefully,
Amid wildflowers,
Lilies and poppies,
And vast sunflower fields.
Until we meet again, my love,
I will love you forever more.
Lima, 2016
The stitching together,
of that once destroyed,
scattered vases,
made wholesome again.
Brussels, 2023
‘A stone,’ a friend once called me,
Not the polished kind that lovers collect during a romantic stroll on the beach,
But the type that is found alongside cemented roads, landfills and abandoned mines,
Rough,
Numb,
Crumbling,
Bereft of life.
It’s true. He was right.
I carried a heart made of rock,
When I called you mine and you promised to keep me safe,
When a thousand butterflies swirled around us in Michoacán that day,
Before winter fell between us like the iron curtain,
Our differences weaponised into newly erected border walls,
Before COVID confined us to our Amsterdam apartment, and everything changed.
Do you remember them? How their wing-beats tingled against your water coloured arms? How they planted precious little kisses onto mine?
They crossed Canadian plains and the Great American lakes so they could meet us there,
A journey so far, weather so dire, their fragile bodies would only survive the passage once,
‘Love like ours befalls you one time only,’ you used to say.
Am I arrogant for wanting to believe differently?
What neither of us knew, back then,
Was that the lonesome rock contained a longing heart,
Softening in solitude, patiently biding her time.
No longer a stone—peddle, rock or otherwise,
I became the ravaged remains of an apricot pit,
Of little interest to the bees, picked at by the crows,
After you casually discarded me, one late Saturday morning,
Without much care or afterthought.
Against all expectation, I sprang new life,
And grew into a apricot tree, the lushly kind,
Vast,
Open,
Expansive,
Rooted firmly, in the heart of life.
Humming birds now seek solace on my branches,
My fruit nourishes and heals,
While my crown sheds poems like wet autumn leaves,
Even the butterflies found their way back to me,
For they crave the nectar that my flowers bleed.
You were my most painful physician,
And taught me all there is to learn about love,
Without you, there would be no poet, no muse, no words to write or sing aloud,
Thank you,
Mi mariposa maravillosa,
Mi mariposa monarca,
My once in a life.
How part of me wishes, still, that you’ll visit me some time.
Vélez Blanco, 2023
It is only when we stop,
and cast a light on the shadows within,
that we allow space,
for grace,
to enter into our lives.
Little by little,
drops of mercy, flowing,
into this barren body.
‘Trust me,’ she tells me,
‘for I know the way home.’
Until finally,
one fine autumn morning,
pink beams of sunshine,
kissing my cheekbones, waking my hips,
she whispers:
‘Time to rise, my love,’
‘Let us dance now.’
Every Sunday morning, I send a poem and matching image to friends and family. If you’d like to receive these, you can subscribe to Sophia’s Whispers via the button on the right.